In het vak Klimaatverandering gaf Prof. Steven Van Passel (Hoogleraar milieueconomie) op 23 oktober een les over economische implicaties van klimaatactie en –inactie.
Broeikasgasemissies zijn externe kosten en worden dus niet correct verrekend in de prijzen van onze producten. Sir Nicholas Stern noemt dit dan ook het grootste marktfalen ooit. Terugdringen van broeikasgasemissies is een publiek goed en we kampen dan ook typisch met het probleem van vrijbuiters die hun emissies niet, of te weinig terugdringen.
Om de klimaatdoelstellingen te behalen is er actie nodig en de economische impact daarvan bestuderen economen aan de hand van de vergelijking van de kosten (van inactie) versus de baten van klimaatmitigatie. Een erg belangrijk element daarbij is tijdverrekening want 1 euro nu is meer dan 1 euro over 1 jaar en veel meer dan 1 euro over 20 jaar. We zijn namelijk ongeduldig, er is onzekerheid en we kunnen geld dat we nu hebben investeren in groei. De wijze waarop we tijd verrekenen heeft dan ook een enorme impact op lange termijn. Deze verrekening doen we op basis van de verdisconteringsvoet. Die geeft aan hoe de waarde van geld verandert in de tijd. 100 euro over 50 jaar tegen een disconteringsvoet van 5% is nu minder dan 10 Euro terwijl datzelfde bedrag over 50 jaar tegen een disconteringsvoet van 3% bijna drie keer hoger is.
Klimaateconomen werken met modellen waar ze de kosten van inactie vergelijken met de baten van klimaatactie. Indien we middelen kunnen investeren in productieve klimaatmitigatie en waarbij we dus duidelijk kwalitatieve groei met minder emissies kunnen realiseren, moeten we niet twijfelen om dit te doen. Het gaat dan immers duidelijk om een win-win. Indien we middelen moeten investeren in klimaatmitigatie terwijl we die middelen ook kunnen investeren in productievere investeringen dienen we een correcte kosten-baten analyse te maken. De hoogte van onze investeringen hangt dan sterk af van hoe we kijken naar de toekomst (en dus van onze tijdverrekening). Een gekende tegenstelling daarbij is kiezen voor een lage verdisconteringsvoet (1-1.5%) zoals Sir Nicholas Stern of een hogere (5-6%) zoals William Nordhaus (Nobelprijswinnaar Economie in 2018). Nordhaus baseert zich op ons werkelijk gedrag en stelt dat de huidige generatie sterker meetelt dan de toekomstige generaties (want die zullen in zijn redenering toch rijker zijn). Stern hanteert dan weer een utilitair perspectief en stelt dat mensen evenveel waard zijn, nu zowel als in de toekomst. Kortom, Stern (en het Stern Rapport van 2006) stelt dat we snel moeten handelen want de voordelen van actie zijn immers groot omdat de kosten van de klimaatverandering zeer hoog kunnen oplopen. Nordhaus stelt dat we ook moeten handelen maar dat klimaatschade een gradueel proces is en dat we dus op het juiste tijdstip de nodige grote investeringen moeten maken. De meeste economische modellen (inclusief die van Stern en Nordhaus) maken gebruik van de nodige veronderstellingen over de schade van klimaatopwarming en veronderstellen economische schade binnen een werkbare temperatuurstijging. Grote temperatuurstijgingen door bijvoorbeeld het overschrijden van tipping points resulteren echter in veel hogere kosten en brengen de stabiliteit van ons economisch stelsel in gevaar.
Figuur: Het IPCC gaf in zijn 5de assessment report (2014) een schatting van de kost van klimaatmitigatie. Ze gaven aan dat de maatregelen nodig om de opwarming tot 2 graden te beperken jaarlijks gemiddeld 0.06% van de consumptiegroei zouden kosten. Deze kosten verbleken naast de kosten van inactie, en houden bovendien geen rekening met de mogelijk nevenvoordelen (bvb. minder luchtvervuiling en lagere gezondheidskosten). Zie deze link voor meer uitleg.
Het is in ieder geval duidelijk dat we nog te weinig investeren. Hoeveel extra inspanningen we moeten leveren hangt af van je kijk op de toekomst maar in ieder geval dienen er grotere inspanningen te gebeuren. De overgrote meerderheid van de economen is trouwens voorstander van een (wereldwijde) koolstofprijs. Koolstofheffingen (en eventueel terugbetaling via dividenden) zijn kosten-effectief en zijn dynamisch efficiënt want ze stimuleren innovatie. Maar dat (uitleggen) is weer een ander verhaal……