Geeft Vlaanderen teleurstellend gemeenschappelijk Europees landbouwbeleid zelf alsnog een duurzame invulling?

Deze blog verscheen, in ingekorte versie, ook als opinie op Knack.be.

De “Common Agricultural Policy”, de “CAP”, in het Nederlands beter bekend als het “Gemeenschappelijk Landbouwbeleid” of “GLB”, is de jongste weken niet uit het nieuws of uit de sociale media te branden. Recent hebben immers zowel de Europese Landbouwraad (waarin de Europese Ministers van Landbouw zitten) en het Europese Parlement voorstellen goedgekeurd omtrent het Europese landbouwbeleid voor de komende 7 jaar.

En dat is geen klein bier. Het GLB maakt in de volgende periode (2021-2027) zowat 30% van het totale EU budget uit met een totaal budget van 387 miljard Euro. Geld dat dus maar beter goed kan besteed worden. Vlaanderen zou jaarlijks kunnen rekenen op 230 miljoen Euro directe steun (gemiddeld ongeveer 10 000 Euro per jaar per landbouwbedrijf) en 100 miljoen Euro steun plattelandsontwikkeling (waarvan Europa 43% betaalt).

Landbouwbeleid is uiteraard cruciaal voor het Europese project. Het is daarom niet onlogisch dat er veel middelen voor worden voorzien. Met de recente Covid-19 pandemie worden we als continent nog eens met de neus op de feiten gedrukt: we kunnen maar beter zorgen voor een goede en duurzame voorziening van ons voedsel. Bovendien wordt bijna 40% van het totale landoppervlak in de EU gebruikt voor de landbouw. Beslissingen over het landbouwbeleid hebben dan ook een verregaande invloed op heel wat andere zaken, zoals milieukwaliteit, ruimtegebruik en landschapsbeleving.

We trappen waarschijnlijk een open deur in als we zeggen dat er een belangrijke connectie bestaat tussen landbouwbeleid en omgevingskwaliteit/milieubeleid. Kort samengevat:

  • Bemesting. De hoge bemestingsgraad in de (intensieve) landbouw zorgt voor een sterke uitloging van stikstof uit de velden naar rivieren en wetlands. De verhoogde stikstoftoevoer is nefast voor nabijgelegen rivieren, wetlands of andere natuurlijke gebieden.
  • Pesticiden en herbiciden. De hoge graad van monocultuur in de (intensieve) landbouw, met soortenvariëteiten die vooral gericht zijn op zo hoog mogelijke productie, maakt de gewassen gevoelig aan plagen. Om de monocultuur in stand te houden, worden daarom kunstmatige herbiciden en pesticiden gebruikt. Die worden sterk gelinkt aan de achteruitgang van bestuivers en insectendiversiteit. Nochtans zijn net die bestuivers cruciaal voor vele landbouwgewassen.
  • Klimaat. Landbouw is direct verantwoordelijk voor 11% van de Europese uitstoot van broeikasgassen. Bovendien is er ook nog heel wat verborgen, indirecte uitstoot: productie van landbouwmachines, transport van gewassen, voedselverwerking, …
  • Landschapsconnectiviteit. Net als urbane gebieden en wegen kunnen grote landbouwgebieden een barrière vormen voor de migratie van diersoorten. Dit geldt voornamelijk voor grote monocultuuroppervlaktes zonder natuurlijke elementen.
  • Bodemerosie. Landbouwgronden zijn erg onderhevig aan afspoeling van grond bij hevige regenval. Dit verhoogt de afvoer van bijvoorbeeld stikstof, verlaagt de opslag van koolstof in de bodem, en betekent ook een afname van de vruchtbaarheid van de akkerbodem.
  • Luchtvervuiling: Ammoniakemissies zijn een belangrijke vorm van luchtvervuiling.

Biodiversiteit en klimaat zijn sleutelbegrippen in de hierboven beschreven problematiek. Daarom kan het Europese landbouwbeleid onmogelijk los gezien worden van twee andere pijlers van het Europese gezamenlijke project:

  • De Green Deal. Europa wil tegen 2050 het eerste klimaatneutrale continent worden. De innovatie die hiervoor nodig is zal Europa economisch competitiever, efficiënter en concurrentiëler maken. Dit moet Europa duurzame economische groeivooruitzichten geven. Recent werd nog een nieuw klimaatdoel vastgelegd: het Europees Parlement legde een reductie van de emissie van broeikasgassen van 60% vast tegen 2030 (vergeleken met de uitstoot in 1990).
  • De EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030. In deze strategie wordt beoogd 30% van het Europese landschap te beschermen tegen 2030. Dit moet bereikt worden door o.a.:
    • meer biologische landbouw en agrarische landschappen met een rijke biodiversiteit
    • vóór 2030 het gebruik en de schadelijkheid van pesticiden te halveren
    • de daling van de populatie van bestuivers af te remmen en om te keren

De Europese landbouwfondsen vormen dan ook een middel bij uitstek om de drie doelstellingen met elkaar te verenigen: een duurzame voedselproductie in Europa, een versterking van de biodiversiteit en een verminderde klimaatimpact van de landbouw. Een duidelijke boodschap hieromtrent werd ook gegeven in een wetenschappelijke publicatie die werd gepubliceerd in Februari 2020 en die ondersteund en getekend werd door meer dan 3600 wetenschappers. In deze studie werd erop gehamerd dat een duurzaam landbouwbeleid stimulerend moet werken voor de duurzame innovatie van de landbouw. Een status quo werd hierbij niet als een optie gezien. Daarvoor heeft de landbouw een te grote invloed op de andere beleidsdomeinen. Omwille van de grote beleidsimplicaties, mocht de eerste auteur van deze studie zelfs “op de koffie” bij Europees Commissaris Frans Timmermans.

Het landbouwbeleid, het klimaatbeleid en het biodiversiteitsbeleid van de EU zouden onlosmakelijk met elkaar verbonden moeten zijn.

Toch lijkt er één en ander misgelopen. Ondanks het feit dat er onder experts een grote consensus bestond dat het in de nieuwe CAP anders moest, blijkt de nieuwe CAP sterk vast te houden aan het status quo.

Ja, er zitten positieve zaken in. 20 (of zelfs 30% als het aan het Europees Parlement ligt) van de toegekende fondsen zouden direct gekoppeld worden aan zogenaamde eco-regelingen, waarbij actief wordt ingezet op een klimaat- en milieuvriendelijke transitie in de landbouw. Een eerste stap in de goede richting. Spijtig genoeg is het verre van duidelijk wat die transitie precies inhoudt. Lidstaten krijgen nog twee jaar om doelstellingen vast te leggen, waarbij ze een grote mate van vrijheid houden om die doelstellingen te bepalen.

Mogelijk nog problematischer is dat de komende beleidsperiode minstens 60% van het budget rechtstreeks uitgereikt wordt aan landbouwproducenten met beperkte voorwaarden inzake goede landbouwpraktijk, wat grootschalige, intensieve landbouw tot de grote slokop van de subsidies zal maken. Dit betekent dat, wat ook het finale compromis wordt tussen Europees Parlement, de Europese commissie en de Europese Raad, het landbouwbeleid de komende 7 jaar bijna per definitie ontkoppeld zal zijn van die andere belangrijke Europese diversiteits- en klimaatdoelstellingen.

Dit is een enorme gemiste kans. Het betekent dat bedrijven die investeren in een duurzame landbouw met een competitief nadeel beginnen ten opzichte van het status quo. Dit is uiteraard de wereld op zijn kop. Bovendien fnuikt dit de essentie van de filosofie van de Green Deal: door slimme financiering bedrijven aanzetten tot groene innovatie, wat op termijn zowel maatschappelijk, ecologisch als economisch voor vooruitgang kan zorgen.

Maakt dit het onmogelijk om de Europese klimaatdoelstellingen te bereiken? Puur cijfermatig uiteraard niet. Gezien de landbouw slechts staat voor 11% van de uitstoot, kan 60% reductie ook op een andere manier bereikt worden. In het klimaatdebat staat onze verslaafdheid aan fossiele brandstoffen nog steeds centraal. Toch lijkt het niet meer dan logisch dat alle sectoren waar mogelijk hun steentje bijdragen, en puur objectief gezien is dit zeker ook mogelijk in de landbouw.

Voor de biodiversiteitsdoelstellingen lijkt de nieuwe CAP wel al nefast. Gezien de onlosmakelijke koppeling tussen biodiversiteit en landbouw, is er geen reden tot optimisme dat deze nieuwe CAP op enige manier het biodiversiteitsverlies een halt zal kunnen toeroepen. En dat kan trouwens nefast zijn voor de landbouw zelf, die er alle baat bij heeft om de biodiversiteit te ondersteunen. Hogere biodiversiteit gaat immers gepaard met onder meer hogere gewasopbrengst, verminderde gevoeligheid aan plagen en verhoogde weerbaarheid in een steeds extremer wordend klimaat.

Is dit artikel een aanval op de landbouw, en verwijten wij de landbouwer ook maar iets in deze? Ons kort en bondige antwoord daarop is nee. Integendeel, al onze gesprekken met mensen in de sector, die wij over de jaren voerden, duiden op een sterk verantwoordelijkheidsbesef. Landbouwers staan open voor innovatie, en staan open voor oplossingen die hun ecologische voetafdruk kunnen remmen. Maar een landbouwers is en blijft ook een zakenman- of vrouw. Ze hebben een verdienmodel nodig. Bestaande verdienmodellen zijn door decennialange, productiviteitsgerichte subsidies echter allemaal georiënteerd op maximale productie, ongeacht de kost voor het milieu of de klimaat. Wat nu dringend nodig is, is een door de overheid gestuurde transitie waarin verdienmodellen verschuiven van productiegericht naar productie- én duurzaamheidsgericht. De nu voorgestelde CAP maakt duurzame innovatie echter een zaak in de marge: het wordt niet beloond.

Integendeel zelfs, de kosten van duurzame maatregelen kunnen op korte termijn zelfs een competitief nadeel vormen, wat een rem zet op de innovatie. Het is dus niet onlogisch dat vele landbouwers kiezen voor de zekerheid en standvastigheid. Het vergt moedige politici om een klimaat te creëren dat de duurzame transitie stimuleert. Wordt daarbij het bestaande businessmodel overhoop gegooid? Jazeker, maar mits goed uitgevoerd is het een creatieve destructie: bestaande, onduurzame praktijken die enkel steunen op subsidies verdwijnen, en vervangen door nieuwe, innoverende en duurzame ondernemingen. De nieuwe CAP is een zwaar gemiste kans om deze transitie te sturen.

Tot slot, laten we positief afsluiten met een oproep aan de Vlaamse overheid die momenteel een Vlaams GLB strategisch plan uitwerkt. Zelfs binnen dit slechte Europees landbouwkader hebben we mogelijkheden om te kiezen voor verandering. We moeten die kansen maximaal grijpen en een Vlaams GLB-plan uitwerken met duurzame interventies die op lange termijn renderen voor zowel de landbouwer als de maatschappij. We formuleerden 20 concrete aanbevelingen voor de Vlaamse Overheid en kregen de kans om deze toe te lichten op 28 oktober 2020 in de Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid. We kijken vol verwachting naar het vervolg.

Steven Van Passel, Eric Struyf, Sara Vicca, Arne Ven, Ivan Janssens

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s