Deze post verscheen eerder als artikel in De Morgen op 29 oktober 2022, als interview met professor Rudy Van Diggelen. Wij danken de Morgen voor deze bijdrage aan onze blog. Het oorspronkelijke interview werd geschreven door Sofie Mulders, met beeld van Franky Verdickt.
Het is te warm voor oktober. En het is nog altijd erg droog. Zelfs na alle regen die sinds half september is gevallen, vertoonde meer dan de helft van de meetplaatsen op 1 oktober 2022 nog steeds een lage tot zeer lage grondwaterstand voor de tijd van het jaar. Dat blijkt uit cijfers van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM). Blij zijn met een week slecht weer zal dus niet volstaan om toekomstige periodes van extreme droogte het hoofd te bieden. Want die periodes zullen er zijn. Net zoals we ook vaker te maken zullen krijgen met zware overstromingen. Over dat alles spreken we met hoogleraar ecosysteembeheer Rudy van Diggelen, en dat kan niet zonder het ook over stikstof en CO2-uitstoot te hebben.
Van Diggelen was lang verbonden aan de Universiteit van Groningen, maar werkt ondertussen al veertien jaar aan de Universiteit Antwerpen, waar hij zich bezighoudt met natuurherstel. Over twee jaar gaat hij met pensioen, maar tot dan blijft hij lesgeven en onderzoek doen. Onderzoek naar veengebieden, bijvoorbeeld. Dat bossen helpen bij klimaatopwarming is ondertussen bekend, maar dat venen dit ook doen – en zelfs beter – is veel minder geweten. Het is uiterst urgent om de weinige venen die er nog zijn te beschermen, zegt Van Diggelen.

Legt u eerst nog eens uit wat een ecosysteem precies is? En waarom het belangrijk is voor de mens?
“Om meteen een voorbeeld te geven: wij ademen lucht in, drinken water en ervaren een bepaalde temperatuur, en dat wordt allemaal gereguleerd door bomen die zuurstof produceren en regenwater dat de bodem indringt, zodat wij het kunnen gebruiken. Dat hele samenspel van organismen en relaties tussen die organismen, noemen we een ecosysteem. Als je zo’n systeem gaat verstoren, zullen er dingen verschuiven.
“Neem nu veengebieden. Dat zijn ook ecosystemen: het zijn heel natte gebieden waar veel koolstof in de bodem zit. Als je zo’n gebied draineert, komt die koolstof vrij. Terwijl veengebied dus erg geschikt is om CO2 op te slaan, wordt het juist een bron van broeikasgassen als het niet meer de functie kan uitoefenen waarvoor het bedoeld is.”
Kunnen we zeggen dat vandaag de dag te veel ecosystemen verstoord zijn?
“Ecosystemen worden soms ook vanuit zichzelf verstoord, de natuur is nu eenmaal een dynamisch gegeven. Maar we kunnen zeker zeggen dat veel ecosystemen sterk beïnvloed zijn door de mens. Dat de mens ecosystemen gebruikt, is logisch. Maar er zijn grenzen aan wat ze kunnen verdragen. Als je over die grens gaat, zullen ze veranderen. En over het algemeen zijn zulke veranderingen niet in ons voordeel.”
Zitten we over de grens?
“Ja, daar zijn heel duidelijke indicatoren voor. De biodiversiteit bijvoorbeeld gaat razendsnel achteruit. Men gaat er zelfs van uit dat we ondertussen in de zesde uitstervingsgolf zitten (een uitstervingsgolf of massa-extinctie is een periode waarin minimaal 75 procent van de flora en fauna in het water en op land uitsterft, red.).”
Dat de biodiversiteit in sneltempo afneemt, horen we vaak, maar waarom is dit erg voor de mens?
“Het is zoals een stad waarin allerlei functies en beroepen worden uitgevoerd: bakkers, dokters, leraars, postbodes, vuilnisophalers. Als alle bakkers sterven, heeft zo’n stad geen brood meer. Natuurlijk kun je dan andere mensen opleiden om brood te bakken, maar dat duurt lang en kost veel energie.
“Dat is met ecosystemen ook zo: als bepaalde organismen verdwijnen of heel erg afnemen, kunnen ze die functie niet meer uitvoeren.”
Het bekendste voorbeeld daarvan is wellicht dat de insecten massaal uitsterven, zoals uit verschillende wetenschappelijke onderzoeken blijkt.
“Klopt. En we moeten ons realiseren dat ongeveer driekwart van ons voedsel afhankelijk is van bestuiving door insecten.”
Kunnen we die bestuiving vervangen door iets anders? Kunnen we bijvoorbeeld grote serres bouwen waarin we insecten kweken en die loslaten op de planten zodat we alsnog voedsel hebben?
“Vermoedelijk wel. Technisch gezien is er heel veel mogelijk. We kunnen bijvoorbeeld ook zeewater ontzilten, zodat het drinkwater wordt. Alleen: het is verschrikkelijk duur. Kleinschalig is er veel mogelijk, maar als je het op grote schaal moet doen, zou de economie in elkaar storten. Het geld is er gewoon niet.
“Dat hoeft in principe ook niet, want er is al een goed systeem. Met name de natuur. Robert Costanza (Amerikaans-Australische gezaghebbende econoom en professor, red.) berekende in 1997 met enkele collega’s hoeveel de waarde was van de natuur. De studie werd in Nature gepubliceerd onder de titel ‘The value of the world’s ecosystem services and natural capital’. Men kwam tot de conclusie dat de waarde van ecosystemen en het natuurlijk kapitaal op dat moment drie tot vijf keer de waarde had van de totale wereldeconomie.

“Laten we ook niet vergeten dat we op dit moment een ecologische voetafdruk hebben die ongeveer 1,6 keer de aarde beslaat. Dat betekent dus dat we niet alleen het surplus, maar ook de voorraden opgebruiken. We kunnen dat een tijd doen, maar op een bepaald moment zal de voorraad gewoon op zijn. Zo simpel is het.
“Neem de hoeveel water die we consumeren. In Vlaanderen zitten we dicht tegen de hoeveelheid water die er valt, ongeveer 70 tot 80 procent. Dat is niet weinig voor een nat land. Er zijn landen rondom ons die deze zomer ernstige problemen hebben gehad. In Duitsland waren er dorpen waar tankwagens water moesten brengen naar de mensen, in Frankrijk was dat in het hele zuiden het geval. Je kunt dan nog wat dieper gaan boren, maar op een bepaald moment houdt het op. De hoeveelheden zijn niet oneindig.
“En dat geldt niet alleen voor water. We hebben nog voor ongeveer 50 tot 80 jaar fosfaat op deze aarde. Het kan ook een eeuw zijn, maar het is geen tweehonderd jaar meer. Dan zal het op zijn.”
En dan?
“Hongersnood. Fosfaat is een van de essentiële voedingsbronnen voor planten. Zonder fosfaat kun je dus geen voedsel produceren.”
En het is op geen enkele manier te vervangen?
“Misschien vindt iemand plots een gigantische fosfaatvoorraad op tweeduizend meter diepte of op de maan, dat kan. Maar op dit moment is de feitelijke situatie zo dat we nog maar een beperkte hoeveelheid fosfaat ter beschikking hebben.”
We hadden in 2022 een extreem droge zomer, terwijl we vorige zomer verwoestende overstromingen kenden. Hangt dat samen?
“Natuurlijk. Ik vertel al vijftien jaar in mijn colleges dat een van de grootste effecten van klimaatverandering misschien niet eens is dat het warmer wordt, maar wel dat het weer veel onvoorspelbaarder zal zijn. Zwaardere stormen, meer extreme regenval, meer droogte: 25 jaar geleden is het allemaal al voorspeld. Net zoals het al twintig, dertig jaar bekend is dat het waterbeheer in Vlaanderen ontoereikend is. Ook in Frankrijk, Nederland en Duitsland, trouwens. Ondertussen zijn er door wetenschappers gelukkig wel heel wat mogelijke oplossingen ontwikkeld.”
Die oplossingen implementeren is een andere zaak. Weerbaar Waterland, het tienpuntenplan van een expertenpanel aan de Vlaamse regering om Vlaanderen te beschermen tegen overstromingen, is begin juli overhandigd aan de bevoegde ministers. Sindsdien hebben we er niets meer over gehoord. Alle maatregelen daarin moeten meteen worden uitgevoerd, zeiden de experts. De vraag is of dat zal gebeuren.
“Dat is jammer genoeg inderdaad de vraag. Hetzelfde zie je bij het stikstofgegeven. Ik was afgelopen zomer nog eens in Nederland, en ik had natuurlijk wel wat opgevangen van de boerenprotesten daar, maar ter plekke schrok ik toch van de hevigheid en de agressie waarmee die protesten gepaard gingen. Terwijl er echt maatregelen genomen moeten worden om die stikstofbelasting naar beneden te halen, hoe je het ook wendt of keert. Zowel Nederland als Vlaanderen heeft een extreem hoge stikstofbelasting, wat heel schadelijk is voor de natuur.”
Er wordt gediscussieerd over waar die stikstof vooral vandaan komt: van de landbouw of de industrie, uit eigen land of uit het buitenland.
“Kijk, je kunt over komma’s discussiëren, maar als we het over stikstofbelasting hebben, gaat het over twee zaken: ammoniak – die vooral uit de landbouw komt – en NOx, die vooral uit industrie en verkeer komt. En het is gewoon een feit dat twee derde van de stikstof in Nederland als Vlaanderen uit ammoniak komt, en een derde uit NOx.
“Het klopt dat er hier stikstof uit het buitenland neerslaat, maar wat er dan ook bijgezegd moet worden, is dat wij ongeveer dezelfde hoeveelheid stikstof exporteren naar de buurlanden. We kunnen discussiëren tot we erbij neervallen, maar uiteindelijk komt het erop neer dat er minder geproduceerd zal moeten worden om die stikstof naar beneden te krijgen.”
‘Stop de waanzin’, staat er overal in Vlaanderen op borden langs de akkers, waarmee de boeren protesteren tegen het stikstofakkoord van de Vlaamse regering.
“Ik ken die borden, ja. Nog iets wat je vaak hoort: nu het oorlog is in Oekraïne, dreigt een voedseltekort als boeren niet mogen boeren. Maar laten we het eens over de feiten hebben. Zestig tot zeventig procent van de akkerbouw hier dient om varkens en runderen te voeren. En wat doen we met die varkens? Die exporteren we naar het buitenland.
“Zelfs in dit dichtbevolkte land hebben we meer dan voldoende landbouwareaal om de bevolking met graanproducten te voeden, alleen gebruiken we dat areaal om vlees te produceren dat geëxporteerd wordt, want dat levert meer geld op. Daar gaat het nooit over. Het gaat alleen over die ‘arme Robin Hood-boeren’ die het moeten opnemen tegen de grote moloch uit Den Haag of Brussel. Terwijl het juist de allergrootste bedrijven zijn die zullen overleven. Niet de kleine boeren. Dat is het fnuikende aan heel het systeem.
“En toch zit er ook aan de kant van de boeren beweging in, hoor. Op conferenties heb ik de Boerenbond off the record meer dan eens horen zeggen dat er wel degelijk iets moet gebeuren aan die hoeveelheid stikstof, maar dat we het van de oudere boeren niet meer mogen verwachten, en dat het dus van de nieuwere generatie zal moeten komen.”
Te veel stikstof is schadelijk voor natuur en biodiversiteit en dan zitten we bij uw onderzoeksgebied: venen. Het zijn fantastische ecosystemen, zegt u.
“Zeker. Het zijn waanzinnige systemen die een belangrijke rol kunnen spelen bij de klimaatopwarming. Veen is een natte, sponsachtige grondsoort die bestaat uit verschillende lagen dood plantenmateriaal. Er wordt dus veel koolstof in geborgen. De bodemkoolstof op aarde zit voor ongeveer een derde in bossen, een derde in graslanden en een derde in venen. Terwijl venen maar 3 procent van het aardoppervlak beslaan, hebben ze dus net als bossen ongeveer 30 procent potentie om koolstof op te slaan. Met andere woorden: venen slaan ongeveer tien keer meer koolstof op dan bossen. Ze houden die CO2 ook beter vast dan bomen, want terwijl bomen koolstof verliezen als ze omvallen of worden gekapt, gebeurt dat niet bij venen. Tenzij ze ontwaterd worden, wat nog altijd te veel gebeurt. Dan komt al die koolstof wel vrij.”
Is er in Vlaanderen nog veen?
“Niet veel meer. Venen liggen op plekken waar het water zich verzamelt. Meestal is dat dus op de lage plekken in het landschap, zoals beek- en rivierdalen. De Hoge Venen zijn daarop een uitzondering. Maar wat wij doen, is al die laagtes ontwateren, zodat we sneller water kunnen afvoeren naar de zee. Daar is een systeem voor ontwikkeld met sloten en grachten, want als het veel regent willen we het water kwijt, zodat onze akkers en wegen niet onder water komen te staan. Maar het betekent dat ook die natte natuurgebieden uitdrogen. En dat de venen verdrogen en CO2 gaan produceren terwijl ze juist uitermate geschikt zijn om CO2 op te slaan.
“De Zegge in Geel – het oudste natuurreservaat van het land – of de vallei van de Zwarte Beek in Lummen zijn enkele voorbeelden van veengebieden die er nog wel zijn, en met name De Zegge toont heel goed aan wat het probleem is. Het ligt in een beekdal van de Nete, en eromheen liggen landbouwgebieden. Omdat het hele gebied gedraineerd wordt voor die landbouw, staan de waterpeilen er heel laag, zakken die venen in en produceren ze CO2.”

Wat zou er kunnen gebeuren om dat een halt toe te roepen? Het hele gebied hertekenen zodat ook die landbouwgebieden natuurgebied worden?
“Er zijn inderdaad ideeën om dat hele gebied sterk te gaan vernatten. De boerenorganisaties zijn daar uiteraard niet blij mee. Veevoederteelt zoals maïs zal dan namelijk niet meer kunnen op die plek, want maïs kan niet tegen water. Maar je zult er wel veel water kunnen bergen. Daardoor zal de overstromingskans benedenstrooms verkleinen én zul je aan natuurbescherming kunnen doen.
“Momenteel wordt er hard over gediscussieerd. Wat je altijd ziet, is dat een aantal feiten in twijfel worden getrokken. Bewijs maar eens dat er daadwerkelijk ooit veen gelegen heeft in dat landbouwgebied, zegt men dan. Iets wat mijn collega-bodemkundige wel degelijk kan bewijzen, maar zelfs dan wordt het niet aangenomen. En dus moet er een studiebureau onder de arm worden genomen om te onderzoeken door welke invloeden de Zegge verdroogd wordt. Terwijl iedereen nu al weet dat het door de landbouw is.
“Die studie wordt dan uiteraard ook weer vertraagd, want als er gemeten moet worden op de terreinen van de boeren geven ze geen toegang tot hun domein, en meer van dat soort spelletjes. Terwijl het hier om een natuurreservaat gaat en om Europees beschermd Natura 2000-gebied.”
In die gebieden aan natte landbouw doen, zou dat een optie kunnen zijn?
“Zeker. In natte gebieden kun je bijvoorbeeld riet of lisdodde kweken. Van dat laatste kun je isolatieplaten maken die in de bouwsector worden gebruikt. Wat je er ook kunt kweken, zijn veenmossen. Die kunnen door land- en tuinbouwers gebruikt worden om planten op te kweken. Het ILVO (Instituut voor Landbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek, het wetenschappelijk instituut van de Vlaamse overheid, red.) doet volop praktijkonderzoek naar dergelijke pistes.”
In theorie is het dus perfect mogelijk om in zulke gebieden natuur en landbouw te verenigen?
“Inderdaad. Het zou een grote win-win zijn. Die landbouwbedrijven zouden niet moeten sluiten, er wordt CO2 vastgehouden én er wordt water geborgen. Het probleem is: er moet een afzetmarkt zijn, maar er zal alleen maar een afzetmarkt zijn voor een product als het product ook op grotere schaal beschikbaar is. En dan moet iedereen bereid zijn om het huidige systeem te herdenken.”
U zegt dat het uiterst dringend is om alle niet-ontwaterde veengebieden te beschermen, en alle gedraineerde veengebieden weer te vernatten. Als dit gebeurt, zullen die gebieden wel overstromen bij hevige regenval?
“Ik denk dat je een keuze moet maken. Als er ineens heel veel water komt, en je wilt voorkomen dat die grote hoeveelheid zich snel verspreidt, dan moet je het vertragen en ophouden waar het kan. Dat kun je doen door veengebieden te herstellen, door rivieren meer te laten meanderen in plaats van ze, zoals nu, in rechte lijnen te houden, en door wachtbekkens in de bovenlopen te maken. Maar ook zullen we er echt aan moeten wennen dat we niet tot in het water kunnen gaan boeren, wonen en wegen aanleggen. Er moet ruimte zijn voor water. Als die er niet is, krijg je rampen zoals in Wallonië en Duitsland vorige zomer.”
Worden de Hoge Venen ook gedraineerd?
“Een groot deel ervan wel, omdat er sparrenbossen zijn aangeplant die hout opleveren. Op Google Earth zie je het uitgebreide drainagenetwerk nog liggen. Er is ondertussen wel een deel natuurgebied in de Hoge Venen, en daar probeert men nu die grachten af te dammen, zodat het weer kan vernatten. Alleen gaat er veel te weinig geld naartoe. Per jaar is er 200.000 euro beschikbaar voor het management van de Hoge Venen, daar kun je niet veel mee.”
Stel dat de Hoge Venen decennialang niet gedraineerd waren geweest, zou dat een verschil hebben gemaakt bij die waterbom in Wallonië?
“Dat is moeilijk te voorspellen. Het is in elk geval zo dat venen functioneren als sponzen: ze houden water vast en laten dat relatief langzaam weer los. Tenzij ze uitgedroogd zijn, dan worden die sponzen hard en kunnen ze dus ook geen water meer vasthouden.
“Bij een waterbom kunnen venen in goede conditie dus een belangrijke rol spelen. Of dat voldoende is om rampen tegen te gaan, kan ik niet voorspellen, maar het zou wel kunnen helpen om minder verwoestende effecten te hebben. De Vlaamse regering lijkt dat ook in te zien. In de Blue Deal (het plan dat de Vlaamse regering in de zomer van 2020 lanceerde in de strijd tegen waterschaarste en droogte, red.) is er wel degelijk aandacht voor de veengebieden. In de Europese Green Deal trouwens ook, maar dat is dan vooral om klimatologische redenen.
“Kijk, we moeten ons realiseren dat er met ecosystemen niet te onderhandelen valt. Mensen begrijpen niet goed hoe de evenwichten in zo’n systeem werken. Als er van iets te veel is, of juist te weinig, heeft dat effect op het hele systeem. En als je over een kritische grens gaat – de tipping points, zoals dat in de wetenschap heet – slaat de balans onherroepelijk de andere kant op. Dan is er geen weg meer terug. De oplossingen zullen trouwens van overal moeten gebeuren. Je kunt niet zeggen: we investeren een beetje in venen en voor de rest is het business as usual. Dat leidt tot niks.”
Er is de laatste jaren al meermaals gewaarschuwd voor verschillende tipping points. En toch blijven we er met z’n allen een beetje naar staan kijken.
“Het probleem is dat het om tijdschalen gaat. Een mens leeft 70 à 80 jaar en is geneigd om alles volgens die schaal te beoordelen. Ecosystemen evolueren echter in een periode van honderden of zelfs duizenden jaren, en dat is voor mensen moeilijk te begrijpen. Bijvoorbeeld: als wij nu ophouden met CO2 produceren, zal de aarde toch nog verder opwarmen. Alleen zal het minder snel gebeuren dan wanneer we de huidige CO2-uitstoot aanhouden. Veel mensen denken dan: als een nuluitstoot zelfs niet helpt, kunnen we net zo goed doordoen. Een foute redenering, maar we denken zo omdat het over een andere tijd gaat. Ook voor wetenschappers is dit moeilijk, hoor. Alleen kunnen wij het berekenen over verschillende generaties heen. Dat is het verschil.”
Ook psychologisch is het moeilijk. Als ik een van de weinigen ben die stopt met autorijden, ben ik daar de dupe van, terwijl iedereen om me heen zijn leven niet aanpast. Je hebt het gevoel dat je zelf een groot offer brengt voor een druppel op een hete plaat en voor een anoniem geheel.
“Dat is zo. En toch zouden we dat grotere geheel voor ogen moeten houden. In het nieuwe rapport van de Club van Rome, dat begin november verschijnt – Earth for All: a Survival Guide for Humanity – zal staan dat de armste helft van de wereldbevolking voor slechts 10 procent milieudruk verantwoordelijk is, terwijl de rijkste 10 procent dat voor 70 procent is. Wij behoren tot die rijkste 10 procent. Wij hebben dus wel degelijk de knoppen in handen.
“Je kunt vinden dat wij de dupe zijn als we niet meer met de auto mogen rijden, maar een Afrikaan kan er helemaal niks aan doen dat hij kilometers lang moet wandelen om drinkbaar water te vinden. En als die Afrikaan dan op een gegeven moment naar Europa wil, omdat het hier beter is, willen we dat ook weer niet.”
Kunt u optimistisch blijven als wetenschapper?
“Dat moet wel, denk ik. Er treedt ook wel verbetering op. Ik ben 65 en groeide op in de tijd van de grote milieuvervuiling. Vergeleken met toen is het water schoner en kwamen er meer natuurreservaten. Europa besteedt de laatste jaren ook veel aandacht – en grote sommen geld – aan herstel en behoud van natuur. Dus ja, de geesten rijpen. Alleen weet ik niet of het snel genoeg zal zijn.”
Bewerkt voor de blog door Eric Struyf