Het idee klinkt aantrekkelijk simpel: plant zoveel mogelijk bomen en laat de natuur ons klimaatprobleem oplossen. Bossen nemen immers CO₂ op uit de lucht en slaan die op in hout en in de bodem. Geen wonder dat bomen planten vaak wordt gepresenteerd als hét natuurlijke wapen tegen klimaatverandering. Helaas is er een groot verschil tussen droom en realiteit. Het was al langer duidelijk dat herbebossen geen magische oplossing biedt voor het klimaatprobleem. Een nieuwe studie in Science toont nu aan dat het potentieel lager is dan eerst gedacht, wanneer rekening gehouden wordt met belangrijke factoren zoals de werkelijke beschikbaarheid van land en ecologische beperkingen zoals biodiversiteit en water.
De belofte van (her)bebossen
Bomen zijn onmisbaar in de strijd tegen de klimaatcrisis. Ze leveren hout, kunnen voor verkoeling zorgen, zijn belangrijk voor de biodiversiteit en vooral: ze slaan koolstof op. Herbebossing (het herstellen van recent verdwenen bos) en bebossing (bomen planten op land dat lang geen bos meer was) worden dan ook vaak genoemd als “natuurlijke klimaatoplossingen”. Vroege schattingen wekten de indruk dat met grootschalige (her)bebossing jaarlijks meerdere miljarden tonnen koolstof konden worden vastgelegd – genoeg om een flink deel van onze wereldwijde CO₂-uitstoot te compenseren. Die cijfers zijn echter gebaseerd op overoptimistische aannames over hoeveel land er beschikbaar is en hoeveel koolstof nieuwe bossen werkelijk vastleggen.

Een realistischer beeld
Het nieuwe onderzoek door Yijie Wang en collega’s brengt die aannames terug tot realistische proporties. Met behulp van machine learning en een uitgebreide databank van veldmetingen berekenden de auteurs hoe koolstofopslag in zowel biomassa (de bomen zelf) als in bodems verandert na bebossing. Daarbovenop analyseerden ze wereldwijd welke gebieden écht geschikt zijn voor nieuwe bossen, rekening houdend met biodiversiteit, waterbeschikbaarheid en ongewenste effecten zoals extra opwarming door albedo-verlaging (het donkerder worden van het aardoppervlak waardoor meer zonlicht wordt geabsorbeerd).
Conclusie: van de vaak genoemde honderden miljoenen tot zelfs meer dan twee miljard hectare aan “beschikbaar” land is in realiteit beperkt tot slechts zo’n 390 miljoen hectare. Op die oppervlakte kunnen bossen tegen 2050 in totaal ongeveer 40 miljard ton koolstof opslaan. Dat is aanzienlijk minder dan eerdere ramingen – en gelijk aan “slechts” een paar jaar van de huidige wereldwijde CO₂-uitstoot.
En het wordt nog soberder wanneer alleen gekeken wordt naar bestaande beleidsbeloften: landen hebben samen zo’n 230 miljoen hectare aan (her)bebossing toegezegd, maar een groot deel daarvan ligt in regio’s waar dit ecologisch helemaal niet haalbaar is. Als we alleen kijken naar realistische én reeds toegezegde projecten, blijft er amper 12,5 miljard ton koolstof over tot 2050. Dat is minder dan 5% van de uitstoot die we in dezelfde periode wereldwijd verwachten.
Ongelijke verdeling
Een opvallende bevinding is dat het grootste deel van de kansen voor (her)bebossing ligt in lage- en middeninkomenslanden (LMICs). Brazilië, India en China nemen een groot aandeel voor hun rekening. In veel Afrikaanse landen liggen de beleidsambities echter ver boven het ecologisch haalbare: het potentieel wordt er meer dan zes keer overschat.
Tegelijk doen rijke landen relatief weinig toezeggingen, ook al beschikken ze over aanzienlijke oppervlakten geschikt land. Daardoor dreigt er een scheve verdeling te ontstaan: landen die het minst hebben bijgedragen aan het klimaatprobleem nemen de zwaarste lasten van grootschalige bosaanplant op zich.
Geen wondermiddel
Het onderzoek van Wang en collega’s plaatst boomplantcampagnes in perspectief. Bomen planten is nuttig, maar blijft een beperkte strategie die nooit in de plaats kan komen van het snel terugdringen van fossiele uitstoot. Emissiereductie moet de kern blijven van ieder klimaatbeleid; (her)bebossing kan enkel een aanvullende rol spelen – naast energietransitie, industriële CO₂-reductie en duurzame landbouw.
Tegelijk blijft het beschermen van bestaande bossen cruciaal: het stoppen van ontbossing levert op korte termijn vaak meer klimaatwinst op dan het aanleggen van nieuwe bossen. Het behouden van de Amazone of tropische bossen in Zuidoost-Azië voorkomt emissies die vele malen groter zijn dan wat jonge bossen in dezelfde periode kunnen vastleggen. Slimmer (her)bebossen kan bovendien de baten vergroten: door prioriteit te geven aan locaties met de hoogste koolstofopslagcapaciteit kan de klimaatwinst tot 20% hoger uitvallen met dezelfde oppervlakte.

Kortom: bomen planten kan helpen, maar alleen als aanvulling op drastische emissiereductie. Goed bosbeheer en aandacht voor duurzaamheid zijn daarbij essentieel: projecten moeten niet alleen koolstof vastleggen, maar ook biodiversiteit beschermen en voordelen opleveren voor lokale gemeenschappen.
